Geschiedenis
Het hierna volgende artikel is overgenomen uit M.C.M. Toepoel's verzamelbundel "VAN HONDEN,MENSEN EN ANDER LEVEN", een Kosmos uitgave van 1949 (!).
Stijl en woordgebruik zijn nogal ouderwets, maar de man was in hart en nieren een hondenliefhebber.
D E I E R S E T E R R I E R
Het ras voor "the happy few"
Neen, populair is de rode terrier, zijn Ierse Goden zij dank, gelukkig niet! Moge hij het nooit worden en altijd blijven wat hij na een tentoonstellingsloopbaan van ruim zeventig jaar nog is, een Ier en een terrier.
Feiten, althans grote waarschijnlijkheden omtrent de herkomst van de Ier bestaan niet. Wijlen de heer G. R. Krehl, de vermaarde redacteur van "Stockkeeper", acht hem ontstaan uit de Ierse Wolfshond. De Ierse koningen en adel zouden de min-geslaagde vertegenwoordigers van dit ras aan de mindere man hebben weggegeven en zo zou het gekruist en sterk verkleind zijn geworden. Dit gelooft, voor zover ik kon nagaan, ook het volk van het Groene Eiland. Maar aannemelijk klinkt het niet.
Anderen zien ook in hem een afstammeling van de oud-Engelse zwartbruine draadharige terrier, maar Vero Shaw veronderstelt (Book of the Dog) dat de Schotten hun terrier naar Ierland hebben meegebracht en deze daar veranderd is.
Stonehenge, die evenals enkele andere schrijvers met het voor hen nieuwe Ierse ras spotte, geeft in zijn "On the dog" een tekening van dezelfde hond, Peto geheten, als Schotse én als Ierse terrier!
De waarheid zal wel wezen, wat Rawdon Lee (Modern Dogs) meende, die met Dalziel en de genoemde Krehl een der drie kynologische schrijvers van die tijd is, welke dol veel van de rode Ier gehouden hebben. Hij nam aan, dat de arme Ierse keuterboer, die liever droomt en praat dan werkt, een hond gebruikte om zijn kool en aardappelen tegen dolend varken en dief te beschermen.Die hond moest sterk van gestel en goed gekleed (behaard) wezen, want al nam menigeen het varken 's nachts in het enige vertrek, de hond moest dan juist buiten de wacht houden.Als tijdverdrijf jaagde hij op ratten en om het karige menu aan te vullen stroopte de baas met hem. Dit heeft dit ras, evenals de Bedlingtonterrier, met wie het wel gekruist moet wezen, tot een zwijgende jager en vechter gemaakt.Daar tussendoor liet men de honden onderling vechten. Hiertoe kruiste men hem graag met de bullterrier.
Zo ontstond een geharde, bruikbare, moedige terrier, die in Ierland zó algemeen was, dat volgens Krehl de driften er geen eigen terriers op na hielden. Vluchtte een vos in een hol,dan waren er overal in de buurt te vinden.
Dat allerlei kruisingen plaats vonden, spreekt vanzelf en het is dan ook geen wonder, dat op de eerste tentoonstelling in Dublin in 1873 zéér uiteenlopende honden verschenen. In 1875 bijvoorbeeld hadden de beide prijswinners het hoofd van een Schotse terrier. Doch dit bewijst m.i. volstrekt niet, dat er geen ras bestond, maar dat de keurmeester het niet kende. Want "Sport" van de heer Jameson blijkt op een tekening uit hetzelfde jaar een Ier te wezen zoals het ras thans is en een goede ook.
Ieren zijn merkwaardige mensen en hun honden hebben dezelfde aard. Beiden bezitten zij héél veel goede eigenschappen en hun fouten…. horen daarbij.
Iers is het volgende. Om tot eenheid te geraken, was in 1874 bepaald, dat er geen inschrijvingen zouden worden aangenomen of er moest een stamboom bij wezen. Het gevolg was dat er toch heel wat honden waren zonder en dat sommige "stambomen" aan zakelijkheid wel iets te wensen overlieten.Men kome thans eens bij de Raad van Beheer aan met als stamboom "deze teef is vanaf alle hoge bruggen van Dublin en de omgeving in het water gesprongen" of "stamboom te lang om over te schrijven. Wie er ernstig belang in stelt, moet er maar in het veerhuis naar komen vragen, mogelijk licht men hem dan wel in.
De keurmeester, die een groot kenner heette, bekroonde alles door elkaar onder een geweldig spektakel en heftige protesten. Een zijner winners bleek bijgeverfd (of dit thans nog zou voorkomen????). De eigenaar ontstak in zulk een Ierse woede, dat men hem, toen hij met zijn hond wegliep, opgelucht liet begaan. Maar hij keerde terug en eiste een scheidsgerecht, waarop bleek, dat hij de hond haastig geschoren en daarmee elk spoor van verf verwijderd had!Op dezelfde tentoonstelling verdeelde men het ras in honden beneden de vier kilogram en daarboven.
Toen Stonehenge zijn "Dogs of the British Islands" schreef, weigerde hij de Ierse terrier daarin op te nemen. Op aandringen van Dalziel ( British Dogs) stemde hij er in toe het ras een plaats in te ruimen mits men hem raspunten overlegde, welke door een behoorlijk aantal fokkers werden erkend. Waarop men bijeenkwam en Dalziel, nadat de raspunten waren aangenomen, ze terstond door allen liet ondertekenen.
Door dit document verkreeg de Ierse terrier het kynologisch burgerrecht, want, behalve een hoofdstuk in het boek, ook erkenning bij de Kennel Club.
Het strekt de liefhebbers van dit ras tot eer, dat zij van den beginne af aan tegenstanders van het verminken der oren zijn geweest en het was op verzoek van de Ierse terrier Club, dat de Kennel Club reeds op 1 Januari 1890, dus vijf jaar vóór zij het voor alle rassen verbood, een einde maakte aan het martelen van Ieren. Hoe gunstig steekt deze houding der Ierse terrier Club van zestig jaar geleden af tegen die van schier alle Nederlandse verenigingen van gecoupeerde rassen, welke zich zó heftig tegen het verbod door onze Raad van Beheer verzetten, dat dit college niet ingrijpt en de rechter door zijn optreden thans een euvel zal moeten stuiten, waaraan de kynologie zelf een eind had behoren te maken!
De Ierse terrier, door zovele bekwame pennen gesteund, slaagde in Engeland. In de jaren negentig betaalde men gauw honderd pond sterling voor een goede,jonge Ier. Maar op het vasteland pakte hij niet. De meeste Ieren kwamen nog in Nederland uit, waar, vooral in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam, tentoonstellingen van tussen 700 en over de 1000 honden werden gehouden, waarop - tot in 1905 hun quarantaine-wetten dit verder onmogelijk maakten - de Britse fokkers hun dieren inschreven en aan de uit alle landen met of zonder hond toegestroomde bewoners van het vasteland toonden.De Ier draagt de bijnamen van "dare-devil" en "wild Irishman". Dit zegt niet, dat hij een vechtlustige bezeteling zou wezen, doch dat hij nergens voor terugdeinst. Mensen bijt hij niet, zolang zij zijn huisgenoten niet lastigvallen of inbreken. Van kinderen verdraagt hij schier alles. Alleen van volwassen honden, zo groot als of groter dan hijzelf, veelt hij niet veel.
Aldus vecht de Ier.
Een dertig jaar geleden fietste ik in Laren met drie Ierse Wolfshonden aan de lijn, twee teefjes en een reu. Daar ziet een jonge Ierse terrier, die met een jonge dame en een heer op een zijweg aankomt, mijn reuzen. Nu was het gebruikelijke optreden in dit land van onordelijke honden - want onordelijke bazen - dat zij, ook al kwamen zij mijn Ieren tegemoet, om hen heen liepen en dan in de achterbenen beten. Maar zo handelt een Ierse terrier niet! Het ventje rent ons achterna, zwenkt vóór mijn drietal om en springt van voren mijn reu naar de keel. Zijn bekoorlijke geleidster gilt van angst en de omstanders ontstellen. Maar ik ken mijn brave, grote Ier, een "killer", en weet zowel hem als de jonge durfal veilig. Mijn vriend wendt onder het draven juist voldoende de keel af en de terrier mist en valt.
Met zijn beharing voor het Ierse regenklimaat is de Ier een volbloed zwemmer. Vele schrijvers gewagen van honden van dit ras, die duikend waterratten vingen. Trouwens als rattenvanger heeft de Ier zijn gelijke niet. Eén enkele Ier zuiverde een grote Amsterdamse broodfabriek van ratten, nadat alle andere pogingen gefaald hadden.
Wie het karakter van de Ierse terrier wil leren kennen, leze Jack London's beide boeken, waarin twee nestbroertjes de hoofdpersonen zijn. Dat, hetwelk de circusdressuur behandelt, was mij te machtig. Voor wie van jongsaf bokst, is die onzedelijkheid - welke onze op ander gebied zo voorzichtige overheid gedoogt - te walgelijk. Maar hoe heerlijk schildert London de waakzame kameraad van de eenzame kapitein met de Nederlandse naam! Het enige mij bekende voorbeeld van een Nederlandse naam, die een Engels-schrijvend auteur in gunstige betekenis gebruikt.
Robert Leighton schetst in zijn "New book of the dog" de Ier zo juist als hij zegt, dat hij niet te groot is, maar juist groot genoeg om zijn hoofd op onze dij te leggen en ons aan te zien. Leighton bedoelt hier het ogenblik, waarin de mens zich door middel van de hond even opgenomen voelt in de eenheid van alles, die zo diep onder onze chaotische samenleving bedolven ligt. Kernachtig drukt de Ier dit uit, die verklaarde, dat de duivel hem zijn vrouw, maar God zijn terrier geschonken had.In uiterlijk is de Ier een terrier, iets groter en slanker dan de Fox. Hij is, om het scherp te onderscheiden, het renpaard tegenover de Fox de hit. Hij is van nature reeds kantig en scherp van lijn en men streeft er naar bij het opmaken ( en bij het fotograferen door retouche!) deze eigenschappen te overdrijven.